Het inplantingsplan toont het object en zijn onmiddellijke omgeving. Het is gedetailleerder dan het liggingsplan en meer gericht op het object zelf. Het plan is bedoeld om zich makkelijk op een site te kunnen oriënteren. Indien de site zeer eenvoudig is en bv. slechts één gebouw bevat, dan kan je hier meteen het plan van de gelijkvloerse verdieping toevoegen.
Het inplantingsplan wordt door de instelling zelf opgemaakt op basis van de richtlijnen van de brandweer.
Er zijn verschillende manieren om een plan op te laden:
Werkwijze:
Na het selecteren van één van beide pictogrammen, gebeurt het opladen van de luchtfoto of het stratenplan automatisch. Manipuleer de achtergrond (stratenplan of luchtfoto) zodanig dat het gebouw en omliggende wegenis juist in het kader valt.
Het gebruik van .dxf tekeningen geniet de voorkeur. De tekenmodule van het DIP-programma herkent immers de getekende lijnen en laat zo veel manipulaties toe.
Zorg dat het plan bestaat uit enkelvoudige lijnen die de structurele delen aanduiden. Daarna voeg je informatie relevant voor de brandweer toe.
Volgende elementen moeten zeker aangeduid worden op het plan. Hiervoor gebruik je de wizard:
Indien de site groot is kan je op het inplantingsplan verschillende zones aanduiden. Dit wordt een zoneringsplan genoemd. Dit is noodzakelijk bij grote of complexe instellingen dewelke niet op één inplantingsplan kunnen gevisualiseerd worden.
Het zoneringsplan wordt opgemaakt in samenspraak met de brandweer.
Van elke zone wordt dan een apart inplantingsplan met bijhorende detailplannen opgemaakt.
Formaat.
Na het invoeren van een plan, leidt de wizard je door de volgende stappen.
Aanpassen grondplan
Aanpassingen zoals:
Indien de reële situatie niet klopt met het plan, kan je door het selecteren van de knop ‘achtergrond wijzigen’ de nodige aanpassingen uitvoeren op het achtergrondplan. (Meer info vind je onderaan deze wizard ‘handleiding’)
Klik op volgende in de gele balk.
Schaal en noordpijl aanpassen:
Om de noordpijl te verdraaien zodat deze overeen komt met de reële hoek tussen tekening en noorden, klik je op ‘Noorpijl draaien’. Vervolgens heb je 2 mogelijkheden om de hoek in te stellen:
Om verder te gaan in de wizard, klik op volgende in de gele balk.
Achtergrondplan bewerken:
Indien het oorspronkelijk gebruikte achtergrondplan niet voldoet (onduidelijk, verkeerd, gedateerd), kan je dit plan wijzigen. Hoe je het achtergrondplan bewerkt, vind je onderaan deze handleiding.
Informatie toevoegen
Aan de rechterzijde van het scherm is er een verkenner zichtbaar met daarin verschillende tools om informatie aan de plannen toe te voegen met de toedracht deze te verduidelijken.
O.a. de locaties van de ‘Hulpmiddelen en gevaren’ en ‘Gevaarlijke stoffen’ uit eerdere stappen van de wizard kunnen hier visueel verduidelijkt worden.
Elk van deze groepen hebben hun eigen tekentools en pictogrammen die je op de achtergrondtekening plaatst ter verduidelijking van het plan zodat dit door de brandweer interventieploeg kan gebruikt worden.
Object:
Indien er gebouwen zijn met een verschillend aantal bouwlagen, duid je deze aan met het pictogram dat je in de groep ‘Object’ vindt.
Bv: als het gebouw 2 ondergrondse lagen heeft (kelder of parkeergarage) spreekt men over laag – 1 en -2
Buitenaanleg en zones:
Met behulp van deze tekentools kan je de functies van het terrein verduidelijken. Let op dat dit de leesbaarheid van het plan niet verstoort.
Benamingen:
De tool ‘Benaming’ laat toe een tekst op het plan toe te voegen. Doe dit enkel voor grote en belangrijke delen.
Met het pictogram ‘Centrale controle- en bedieningspost’ geef je aan waar de actieve beveiligingsmaatregelen kunnen bediend worden. Het gebruik van dit pictogram is slechts nuttig indien dit meerdere pictogrammen op dezelfde locatie vervangt (bediening rookluik, brandmeldcentrale, bediening rook- en warmte afvoer, bediening sprinkler, …). Deze informatie dient dan wel vermeld te staan in het menu ‘Hulpmiddelen en gevaren – Voorzieningen’.”
Toegang:
Duid hier volgende locaties aan:
Eventuele permanentie en verzamelplaats indien hier eerste info kan vergaard worden. Bijvoorbeeld een interventiedossier, telling van geëvacueerden, …
Nutsvoorzieningen – afsluiters:
Geef de locatie van de voorzieningen en afsluiters uit menu ‘Hulpmiddelen en gevaren’.
Gevaarlijke stoffen:
Geef de locatie van de gevaarlijke stoffen uit menu ‘Gevaarlijke stoffen’. Doe dit op basis van het hoofdgevaar (voorste cijfer van de overeenkomstige GEVI-code).
Andere gevaren:
Geef de locatie van de gevaren uit menu ‘Hulpmiddelen en gevaren – Straling en – Speciale en andere gevaren’.
Hulpbehoevende gebruikers
Geef hiermee de aanwezigheid van een groep van hulpbehoevenden aan indien dit niet af te leiden is uit het type instelling.
Brandbeveiliging
Geef de locatie van de brandbeveiligingsmiddelen.
Voorzie deze enkel van een label indien dit een toegevoegde waarde is.
Middelen voor de brandweer
Geef de locatie van bluswatervoorraden, rookluiken en rookwarmteafvoer (RWA).
Hydranten:
Geef de locatie van blusleidingen op het terrein:
Afsluiten:
Sluit het menu door rechtsboven op ‘Klaar’ te klikken.
Klik op de knop ‘Editeren’ om na het afsluiten wijzigingen aan te brengen.
Klik op ‘plan wissen’ om het ganse inplantingsplan met pictogrammen te verwijderen en de wizard ‘Inplantingsplan’ opnieuw te doorlopen.
© 2020 Certeso
Alle rechten voorbehouden
info@certeso.com
+32 11 20 10 51
Disclaimer en privacy
BTW: BE0463 433 039